Het verhaal van Hàn sī
Hoog in de bomen van de Himalaya, midden in de wilde jungle, werd een kleine rode panda geboren. Toen hij na drie weken zijn ogen opende, merkte hij tot zijn schrik dat hij niet scherp kon zien. De bladeren van de bomen waren een wazige groene massa, en de bamboetakken kon hij maar lastig onderscheiden van andere takken. Het was te gevaarlijk om in de hoge bomen te klimmen zonder goed zicht. Dus zat hij dag in, dag uit naast zijn moeder in het nest, terwijl zijn broertjes en zusjes vrolijk met elkaar speelden. Ze klauterden en sprongen door de takken boven zijn hoofd. ‘Blijf jij maar veilig bij mij,’ zei zijn moeder zachtjes toen de kleine rode panda treurig keek. En hoewel het heel fijn was bij zijn moeder, vond hij er niets aan om alleen maar toe te kijken.
Zijn situatie leek hopeloos, tot er op een dag een groepje mensen stopte onder zijn boom. Vermoeid van het klimmen zetten ze hun kamp op. Toen ze de volgende ochtend vertrokken, liet een klein meisje per ongeluk haar bril achter. De rode panda klom voorzichtig naar beneden, aangetrokken door het glinsterende voorwerp. Met een nieuwsgierige tik liet hij de bril kantelen en keek hij door de glazen. Plotseling zag hij voor het eerst... de indrukwekkende, met sneeuw bedekte toppen van de Himalaya! En toen hij verder om zich heen keek, kon hij zijn ogen niet geloven. Bomen met allemaal groene blaadjes en kleurrijke vogels vlogen in het rond. Zijn hart maakte een sprongetje van vreugde.
Maar al snel ontdekte hij dat de bril niet op zijn kleine hoofd paste; hij was veel te groot. ‘Ik heb mijn eigen bril nodig!’ besloot hij. Op de binnenkant van het brillenpootje las hij het woord ‘Hans’. ‘Misschien kan hij me helpen!’ Hij wendde zich tot zijn vriend, de wijze kraanvogel. ‘Weet jij waar ik Hans kan vinden?’ vroeg hij hoopvol. De kraanvogel glimlachte en knikte. ‘Ik heb die naam gezien in Nederland en België, twee landen hier ver vandaan. Kom, ik neem je mee op reis!’ De kleine rode panda nam afscheid van zijn moeder, broertjes en zusjes, klom op de rug van de kraanvogel en samen begonnen ze aan een lange tocht door bergen en over zeeën. Terwijl ze door de lucht zweefden, zei de kraanvogel: ‘Weet je, in de mensenwereld is een naam heel belangrijk.’ Hij dacht even na en vervolgde: ‘Laten we je Hàn sī noemen, dat betekent "Hans" in het Chinees.’ De rode panda straalde. ‘Hàn sī, dat vind ik mooi!’